Ik heb staan rillen, beven, trillen, shaken en terug verstillen. En toch was het niet eens het water.
Noch de koele bries.
Het ging een laagje dieper. Véél dieper.

“Wat belemmert jou om een optimaal leven te leiden?” vraagt Jawi. Ik ga er toch even bij zitten. Een storm aan gedachtes ruimt regelmatig plaats voor een bijna wanhopige leegte in m’n hoofd als ik afdaal in het voorbereidende werk voor dit ritueel. Het schuurt, het wringt. En het barst soms.

Een reis -of beter: een wilde rivier afdalen in een klein bootje- door m’n hoofd én door m’n lichaam. Plots knijpt m’n keel helemaal toe, verkrampt die maag weer helemaal, scheut in m’n nieren en het zeurt in m’n rug. Al die oude en bekende pijntjes, ze komen en ze gaan. Ik observeer en laat het toe.

De vragen zijn genadeloos en bij momenten voelt het echt rauw. En tegelijkertijd voel ik hoe liefdevol het is.

In één keer zie ik het uit m’n pen vloeien. Het beeld wordt zo klaar en helder. Ja, dàt. Dàt houdt me klein. Dàt maakt me soms zo onhandig. De puzzel legt zich.

Als een oude vriend neemt Jawi me mee op pad. Een nieuwe richting. Ik ga door muren van weerstand en m’n pen landt meer dan eens onzacht naast me neer. En toch voel ik een diep vertrouwen. Het voelt alsof elke volgende vraag een ervaren gids is die me naar de uitgang van dit labyrint brengt. Precies de juiste vraag op precies het juiste moment. Ik zie nu glashelder waar ik naartoe wil en hoe ik deze weg kan bewandelen.

Een poosje later verwelkomt Jawi onze groep op een adembenemende plek aan het water. Weldra begint het te schemeren en onze gesprekken aan het knetterende kampvuur leiden de volle maan tot hoog aan de hemel.

Per twee gaan we het water in. M’n voeten en benen verstijven al snel van de kou. De schrale noorderbries haalt ongenadig uit naar m’n lijf. Het stormt in m’n hoofd en in m’n lijf.

Plots zie ik hem staan.

Ik.

Hij moet er altijd geweest zijn. Ik heb hem zo gemist.

Keel.
Maag.
Rug.
Nieren.

Ik heb staan rillen, beven, trillen, shaken en terug verstillen. En toch was het niet eens het water. Noch de koele bries. Het ging een laagje dieper.

Véél dieper.